Hele smaakverhaal
Iedere dag, stipt om zes uur eten. Geur van gebakken boter. Geruite tafelkleden en boerenbond servies. Wat je opschept moet je opeten. Hollandse nasi, met een gebakken eitje en augurkjes, een keer per week. Wee-e lucht van bruin gekookte tuinbonen met vette spek. Kapucijners met ‘Zeeuws meisje stroop’. Gekookte aardappels, vlees, groente, appelmoes (of rabarber) en altijd soep vooraf. En vla toe. Of mierzoete pudding van Dr Oetker met toefjes slagroom. Bloemkool met een papje en nootmuskaat. Boontjes met witte peper en een klontje boter. Op vrijdag alle soeprestjes in een pan. Een keer per week vis. Maar vooral vlees, veel vlees, gehaktballen en draadjesvlees, biefstuk en gepaneerde schnitzels… Alles gebraden in roomboter.